Door: Lisa Fluit
Leestijd: 3 minuten
Bij een letselschadezaak is het vaak van essentieel belang om de financiële gevolgen voor het slachtoffer te evalueren. In sommige gevallen heeft een slachtoffer aanspraak op een uitkering op grond van de Participatiewet – in de volksmond de bijstandsuitkering – en daarnaast op een vergoeding voor immateriële schade, dat noemen we smartengeld.
In dit blog zullen we vanuit juridisch perspectief de relatie leggen tussen de bijstandsuitkering en smartengeldvergoedingen bespreken.
Een bijstandsuitkering is een vangnet dat door de overheid wordt geboden aan mensen die niet zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien. In het geval van letselschade kan het slachtoffer mogelijk niet in staat zijn om te werken en daardoor in aanmerking komen voor een bijstandsuitkering. Het is echter ook mogelijk dat een slachtoffer al voor een ongeval was aangewezen op een bijstandsuitkering.
Het recht op een bijstandsuitkering kan echter worden beïnvloed door de hoogte van het smartengeld dat het slachtoffer ontvangt. Daarover verscheen al eerder een blog van Stipt letselschade.
Smartengeld is een financiële vergoeding die bedoeld is om het niet-financiële leed van het slachtoffer te compenseren. Het kan worden toegekend voor fysiek- en psychisch letsel, pijn, verdriet, verminderde levenskwaliteit en andere immateriële schade die voortvloeit uit het letsel. Het ontvangen van smartengeld kan invloed hebben op de hoogte van een bijstandsuitkering, aangezien het als inkomen kan worden beschouwd ondanks dat het een vergoeding is voor niet financiële schade.
Bij de aanvraag van een bijstandsuitkering wordt vaak een inkomens- en vermogenstoets uitgevoerd. Dit houdt in dat het inkomen en vermogen van de aanvrager wordt gecontroleerd om te bepalen of zij in aanmerking komen voor bijstand.
Het smartengeld kan worden beschouwd als inkomen en kan van invloed zijn op het recht op bijstandsuitkeringen. Het is belangrijk om te begrijpen hoe het smartengeld wordt behandeld en welke gevolgen dit kan hebben.
In Nederland is het mogelijk om het ontvangen van smartengeld vrij te stellen van de inkomens- en vermogenstoets bij een bijstandsuitkering. Dit betekent dat het smartengeld niet volledig wordt meegerekend bij het bepalen van het recht op bijstand. Deze vrijlating is geregeld in art. 34a van de Participatiewet. Het is echter belangrijk om te voldoen aan de voorwaarden en procedures die door de betreffende gemeente worden gesteld.
In de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep6 (hierna: CRvB) van 25 april 2023, wordt de vraag beantwoord met welk deel van een smartengeldvergoeding rekening moet worden gehouden en wat de gevolgen hiervan zijn voor de bijstandsuitkering.
In deze zaak vond de gemeente van Rotterdam dat het slachtoffer 2/3 deel van de smartengeldvergoeding moest ontvangen. Hierdoor werd er een bedrag van €30.000,00 in totaal tot het vermogen van het slachtoffer toegerekend, waardoor zijn vermogensgrens was overschreden. Het gevolg hiervan was dat de bijstandsuitkering van het slachtoffer door de gemeente werd ingetrokken. Uiteindelijk heeft de CRvB geoordeeld dat een smartengeldvergoeding in geval van blijvend letsel bedoeld is voor het resterende gedeelte van het leven van het slachtoffer. In bovenstaande situatie had de hele smartengeldvergoeding vrijgelaten moeten worden en is de bijstandsuitkering onterecht ingetrokken.
Heeft u letselschade opgelopen en heeft u te maken met een bijstandsuitkering dan is het aanbevolen om juridische bijstand te zoeken bij een letselschade-expert. Een professional kan u begeleiden bij het veilig stellen van uw bijstandsuitkering en het realiseren van een vergoeding voor immateriële schade.
Om dit proces tot een zo goed mogelijk einde te brengen raden wij u aan contact op te nemen met een van onze experts. Wij zullen er alles aan doen om eventuele nadelige financiële gevolgen tot een minimum te beperken. Op onze website kunt u ook eenvoudig een test invullen om te kijken of u recht heeft op vergoeding van uw letselschade.