• Landelijk werkzaam
  • Persoonlijk bezoek
  • Één vast aanspreekpunt
  • Gratis rechtshulp

Affectieschade: hoe zit het met de positie van stiefouders?

Door: Lisa Fluit
Leestijd: 3 minuten

Op 22 september 2020 deed de rechtbank Amsterdam uitspraak in een strafzaak rondom het doden van een 29-jarige man. De verdachte werd schuldig bevonden en kreeg een gevangenisstraf van acht jaar opgelegd, gevolgd door TBS met dwangverpleging. Naast de strafzaak lag er nog een andere belangrijke vraag op tafel: hebben de moeder, stiefvader en zus van het slachtoffer recht op vergoeding van affectieschade?

De rechtbank kende de moeder een vergoeding toe en wees de vordering van de zus af, wat geheel in lijn is met de wettelijke regeling. Ook de stiefvader kreeg een vergoeding toegewezen. Dat laatste roept echter een interessante juridische vraag op: heeft de rechtbank daarbij wel de juiste maatstaf gebruikt?

Hoe zit de Wet Affectieschade in elkaar?
Sinds de invoering van de Wet Affectieschade kunnen bepaalde naasten een vergoeding ontvangen wanneer een dierbare ernstig letsel oploopt of overlijdt. De bedoeling van de wetgever was duidelijk: alleen een beperkte, duidelijk afgebakende groep komt hiervoor in aanmerking. Daarnaast zijn de bedragen vastgelegd in het Besluit vergoeding affectieschade, zodat er niet telkens discussie hoeft te ontstaan over de hoogte.

De wet omschrijft wie als “naaste” wordt gezien. Denk aan ouders, kinderen, partners en soms anderen die in gezinsverband leven met het slachtoffer. Het doel is dat verstrekkende discussies worden voorkomen, omdat affectieschade per definitie een gevoelig onderwerp is.

Opvallend is echter dat stiefouders niet expliciet in de aangewezen categorieën worden genoemd. Dat lijkt een leemte, maar die is door de wetgever bewust ingevuld via een belangrijke politieke uitspraak.

Stiefouders en de aangenomen motie
Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet Affectieschade dienden kamerleden Groothuizen en Van Nispen een motie in. Zij stelden dat het onlogisch zou zijn wanneer stiefouders — die vaak jarenlange zorgtaken vervullen — niet op dezelfde wijze aanspraak zouden kunnen maken op affectieschade als biologische ouders. Wanneer er sprake is van een duurzaam gezinsverband, zo redeneerden de indieners, moeten stiefouders gelijk worden behandeld.

De Tweede Kamer stemde op 9 mei 2017 unaniem in met deze motie. Het gevolg hiervan is dat stiefouders en stiefkinderen worden geacht in dezelfde categorie te vallen als de biologische ouder-kindrelatie, mits vaststaat dat zij deel uitmaakten van één gezin met een bestendig karakter.

Daarmee heeft de wetgever impliciet bevestigd dat stiefouders in affectieschadezaken juridisch wél gelijkgesteld kunnen worden aan biologische ouders.

Wat deed de rechtbank in deze zaak?
Bij de beoordeling van de vordering van de stiefvader stelde de rechtbank dat de wet zelf geen grond biedt om een stiefouder gelijk te stellen aan een biologische ouder. Daarom vond de rechtbank dat alleen via de hardheidsclausule (categorie G) een vergoeding mogelijk was.

De rechtbank verwees daarbij naar het feit dat de stiefvader al vanaf het vierde levensjaar van het slachtoffer voor hem had gezorgd, hem financieel onderhoud bood en de rol van feitelijke vader vervulde. Op basis daarvan oordeelde de rechtbank dat toepassing van de hardheidsclausule gerechtvaardigd was, waarna een bedrag van € 17.500,00 werd toegekend.

Op zich is dat een sympathieke uitkomst, maar de juridische redenering wringt.

Waarom klopt deze redenering niet?
De rechtbank lijkt de aangenomen motie volledig te zijn vergeten. Die motie heeft namelijk een duidelijke strekking: stiefouders die in gezinsverband met het slachtoffer leefden, moeten worden behandeld als ‘ouder’ in de zin van de affectieschaderegeling. Een beroep op de hardheidsclausule is dan dus niet nodig.

Dit heeft belangrijke gevolgen. Bij toepassing van de juiste categorie — in dit geval categorie D (meerderjarige kinderen en ouders die niet samenwonen) — kan de hoogte van de vergoeding anders uitvallen. Het verschil tussen categorie D en categorie G kan oplopen tot € 2.500,-, wat in affectieschadezaken zeker relevant is.

In deze zaak leidde het niet tot een ander bedrag, maar dat is toeval. In veel andere situaties kan het toepassen van de verkeerde categorie wél tot een substantiële afwijking leiden.

Waarom is dit belangrijk voor stiefouders?
Stiefouders nemen in veel gezinnen een belangrijke rol op zich. De wetgever heeft nadrukkelijk erkend dat deze rol gelijk kan worden gesteld aan die van een biologische ouder, wanneer er sprake is van:

  • gezamenlijke huishouding of langdurige opvoeding,
  • een duurzame en herkenbare gezinsband,
  • een rol als verzorger of opvoeder.

Het is dus niet nodig om eerst ingewikkelde debatten te voeren over de hardheidsclausule. In de meeste gevallen waarin sprake is van een feitelijke ouder-kindrelatie, kan direct aansluiting worden gezocht bij de categorieën voor ouders en kinderen.

Juridisch advies
De uitspraak van de rechtbank Amsterdam laat zien dat de praktijk soms worstelt met de wettelijke kaders rondom affectieschade en de positie van stiefouders. Hoewel de uitkomst in dit geval dezelfde bleef, is de gevolgde redenering niet in lijn met de bedoeling van de wetgever.

Stiefouders horen — wanneer zij deel uitmaken van een duurzaam gezinsverband — gewoon te worden geplaatst in de standaardcategorieën voor ouders en kinderen, en niet in de hardheidsclausule. Het maken van dit onderscheid kan in andere zaken honderden tot duizenden euro’s schelen.

Heeft u vragen over affectieschade, twijfelt u of u als stiefouder aanspraak kunt maken op vergoeding, of zoekt u deskundige hulp bij het indienen van een vordering? Neem gerust contact met ons op. Wij denken graag met u mee.

Gratis hulp en advies
  • Binnen 24 uur contact
  • Eén vast aanspreekpunt
  • Persoonlijke aanpak
  • Gratis rechtshulp
  • Landelijk werkzaam

    Gratis hulp en advies
    (c) copyright Stipt letselschade | Klachtenregeling | Algemene Voorwaarden | Sitemap | Privacyverklaring